Rolmodel Prabath Nanayakkara

“Nu zit ik redelijk hoog in de organisatie en heb ik een grote mond, maar moet je nagaan hoe het voor collega’s is die dat niet hebben.”
5 minuten leestijd

Waar kom je vandaan?

“Mijn wieg stond in Sri Lanka, waar ik in 1963 geboren ben”, vertelt internist Prabath Nanayakkara, hoogleraar acute interne geneeskunde en hoofd van de sectie algemene interne geneeskunde bij Amsterdam UMC. “Na de middelbare school wist ik niet wat ik wilde studeren, ik had in ieder geval helemaal geen roeping om dokter te worden. Omdat ik hoge cijfers had, bood de overheid me een plek aan op de universiteit van Colombo. ‘Ga maar geneeskunde studeren’, zei mijn vader, ‘dan kun je mensen helpen’. Geld was er niet, mijn studieboeken leende ik van de bibliotheek. Tijdens mijn studie brak de burgeroorlog uit, dat was een afschuwelijke tijd. Studeren ging niet meer. Om wat te verdienen, speelde ik gitaar in een hotel. Toevallig kwam ik daar een Nederlands echtpaar tegen, dat me heeft geholpen naar Nederland te vluchten. Een nachtmerrie, vond ik het in het begin. Nederland is een prachtig land, maar als je een buitenbeentje bent, zoals ik, heb je ’t lastig. Ik kende niemand, sprak de taal niet en aan studeren dacht ik al helemaal niet. Ik was alleen bezig met overleven. Toch belandde ik, alweer toevallig, in 1989 op de VU, de enige universiteit die open stond voor mij. Met veel pijn en moeite werd ik toegelaten, maar ik moest wel een aangepast programma volgen. Daardoor miste ik de introductie en viel ik buiten de groep. Dat was niet makkelijk voor me, nee, ik heb me best eenzaam gevoeld. Grappig genoeg werd ik door een paar Surinaamse studenten met open armen ontvangen. Zij stelden interesse in me, gaven me boeken en namen me op in hun groep. Dat was heel fijn, langzaam maar zeker hoorde ik erbij, al ben ik altijd buiten de lijntjes blijven kleuren.”

Buiten werktijd?

“Ik heb een passie voor muziek, ik speel gitaar, ik zing en ik schrijf liedjes. Muziek en geneeskunde zijn beide een vorm van kunst, het ene meer wetenschappelijk, het andere spiritueel, yin en yang. Alle twee zitten ze ook vol emoties. Muziek kan bovendien helend werken. Ik heb een drukke baan als hoogleraar en hoofd van een afdeling en vind het soms moeilijk om werk en privé te scheiden. Muziek maken is voor mij ontspanning, als ik een nummer heb geschreven geeft me dat enorme voldoening. Ik ben veel trotser op een goed liedje dan op mijn wetenschappelijke artikelen, haha.” Onder zijn artiestennaam Serendib scoorde de singer-songwriter in 2000 een bescheiden hit met het nummer ‘How can I say’. Zijn albums zijn te vinden op Spotify. “Serendib is een afkorting van serendipity, dat ‘gelukkig toeval’ betekent, net als mijn hele leven. Dat hangt ook van gelukkig toeval aan elkaar. Daarnaast is het een oud-Perzische naam voor Sri Lanka en zegt het zoveel als: je zoekt het een, maar vindt iets anders.”

Wat zijn jouw ervaringen met inclusie en diversiteit?

“Door de veranderende maatschappij verandert ook het ziekenhuis. Er werken hier gelukkig steeds meer artsen en promovendi die gekleurd zijn, al word ik nog altijd anders bejegend als ik mijn witte jas niet aan heb. Binnenshuis zeg ik nooit dokter of professor, hier ben ik gewoon Prabath, maar daarbuiten gebruik ik mijn titels wel. Er wordt beslist etnisch geprofileerd in Nederland, in ieder geval bij de douane op Schiphol. Meestal houden ze me daar vast, daarom neem ik altijd mijn dokterspasje mee. Ik probeer ook altijd zo goed en correct mogelijk gekleed te gaan, in pak. Mensen denken dan toch anders over je, is mijn ervaring. We moeten ons ervan bewust zijn dat er intrinsieke vooroordelen bestaan. Toen ik dertig jaar geleden co-schappen liep in Haarlem kreeg ik een witte jas met lange mouwen, terwijl mijn collega’s allemaal een jas met korte mouwen droegen. Dat duurde vier dagen, toen hadden ze door dat ik geen schoonmaker was. Die droegen daar namelijk jassen met lange mouwen. Ook liep ik op de allereerste dag de OK-kleedkamer in en vroeg ik een anesthesioloog waar ik klompen kon vinden. ‘De klompen voor schoonmakers staan ergens anders’, kreeg ik als antwoord. Heel pijnlijk ja, vooral voor hem trouwens.”

Waar liggen kansen in Amsterdam UMC?

“Ik werk nu een kwart eeuw in dit ziekenhuis, Amsterdam UMC is echt mijn thuis. Je zou toch mogen verwachten dat collega’s interesse tonen in elkaar, dat ze weten wie je bent en met wie ze werken, maar laatst ben ik toch heel boos geworden. Ik kreeg een mailtje van een secretaresse, die hier ook al lang werkt. Ze wilde weten of ik Eritreeër was of Nederlander, want dat vroeg het hotel waar een congres werd gehouden voor medisch specialisten. Ik vond dat zo ongelofelijk beledigend en oliedom, dan sla je de plank wel heel erg mis. Ondanks alle vooruitgang gebeurt dit soort dingen dus toch nog. Nu zit ik redelijk hoog in de organisatie en heb ik een grote mond, maar moet je nagaan hoe het voor collega’s is die dat niet hebben. Als ziekenhuis met veel nationaliteiten moet je interesse tonen in je werknemers. Neem de moeite om elkaar te leren kennen, toon belangstelling, praat met mensen. Ook schoonmakers hebben mooie verhalen te vertellen. Er zijn culturele verschillen, daar moet de leiding oog voor hebben. Diverse teams zijn de beste teams, maar moeilijk te managen. Sommige mensen moet je een beetje helpen, geef ze de kans om te wennen, gun ze die tijd. Niet iedereen die hier werkt is zo mondig als de doorsnee-Nederlander. Het gaat al stukken beter, maar we zijn er nog niet.”

Heb je nog vragen aan Prabath of wil je meer weten over diversiteit & inclusie binnen Amsterdam UMC? Mail dan naar

diversiteit@amsterdamumc.nl


Tekst: Sophie Verschoor

Lees meer verhalen