“Toen ik in 1998 met mijn moeder vanuit Suriname naar Nederland verhuisde, heb ik me de eerste maanden vooral afgevraagd wat we in vredesnaam in zo’n koud land deden. Maar die betere toekomst die mijn moeder voor ogen had, die kreeg ik en daar ben ik haar nog altijd enorm dankbaar voor.” Jason van Genderen (32), kinderarts in opleiding, raakte al vroeg gefascineerd door de geneeskunde. “Op mijn vierde belandde ik in het ziekenhuis met een liesbreuk. Toen ik voorafgaand aan die operatie een kapje op kreeg om me in slaap te brengen, probeerde ik met man en macht wakker te blijven. Ik wilde zo graag weten wat er daarna zou gebeuren.” Naast die interesse in medische handelingen, sprak ook het menselijke aspect hem aan. “Mijn oom is in Suriname overleden aan malaria, een dood die voorkomen had kunnen worden. Het maakte dat ik de geneeskunde ook zag als een mogelijkheid om mensen te helpen.” Uiteindelijk ging Van Genderen als eerste in zijn familie studeren. “Mijn moeder heeft me op haar zeventiende gekregen, ze werkte ontzettend hard en heeft er echt alles aan gedaan om me een zo mooi mogelijk leven te geven. Dat ik uiteindelijk werd toegelaten tot de studie geneeskunde aan de UvA was voor ons beiden een absolute overwinning.”
“Tijdens mijn studie heb ik een aantal jaar in het bestuur van de International Federation of Medical Students’ Associations (IFMSA) gezeten. Een studentenvereniging met een internationaal en idealistisch karakter. Tuurlijk, er werd ook gewoon geborreld. Maar de voornaamste missie van IFMSA is om een bijdrage te leveren aan het verbeteren van wereldgezondheidszorg. Met geneeskundestudenten van over de hele wereld heb ik in binnen- en buitenland samengewerkt op projecten met thema’s als armoede, mensenrechten, toegang tot veilige abortus en internationale epidemieën zoals malaria, tbc en hiv. Uit landen waar de zorg beter geregeld is, neem je dingen mee die je hier kunt tweaken. En in de landen waar het wat minder goed gaat, leer je weer veel van hun vindingrijkheid. Eigenlijk zouden alle artsen in spe iets van global health moeten weten. Het leerde mij beseffen hoe bevoorrecht we hier zijn. Ook leer je samenwerken met personen met een andere (culturele) achtergrond en arbeidsethos. Daar heeft iedere arts baat bij, denk ik. Het maakt je in ieder geval bescheiden.”
Van Genderen is sowieso niet vies van wat extracurriculaire activiteiten naast een toch al pittige studie. Vorig jaar richtte hij samen met twee gelijkgestemde collega’s – Nilou Ashtiani en Milène Alferink – CoMaster op, een platform met korte educatieve video’s voor coassistenten. “Tijdens mijn coschappen merkte ik dat de kwaliteit van onderwijs toch behoorlijk afhankelijk is van de plek waar je stage loopt. Maar die basiskennis zou voor iedereen gelijk moeten zijn. Op het YouTubekanaal van CoMaster kunnen coassistenten nu gratis video’s met medische basiskennis vinden om zich voor te bereiden op hun werk in het ziekenhuis. Onze missie: dat de volgende generatie het nog beter doet dan wij.” Met een aantal collega’s is hij nu stichting Radiqs gestart om inclusieve communicatie binnen de geneeskunde te bevorderen. En intussen is hij dus ook nog “gewoon” arts-assistent in opleiding tot kinderarts. “Wat was ik trots toen ik hoorde dat ik aangenomen was voor de opleiding tot kinderarts. Dit vakgebied is zo ontzettend interessant. Van baby’s tot tieners, bij iedere leeftijd moet je per ziektebeeld weer alert zijn op andere symptomen. Werken met kinderen verveelt nooit. Ze zijn veerkrachtig en oprecht, ze zeggen precies waar het op staat. Daarnaast heb je ook nog te maken met de ouders. Het is iedere keer weer een uitdaging om het vertrouwen van alle partijen te winnen, goed te luisteren en creatief te zijn bij het onderzoek. Soms is het probleem acuut. Vaak is het chronisch en is het je taak om kind en ouders zo goed mogelijk te begeleiden. Je bouwt dan ook echt een band met ze op, ziet die kinderen opgroeien. Des te moeilijker als het dan toch niet goed afloopt. Het hoort bij het vak maar het overlijden van een kind, daar zal ik nooit aan wennen. Erover praten met collega’s helpt en ik dicht ook af en toe, om het van me af te schrijven.”
“Ook hier is nog altijd sprake van een ernstige onder-representatie van artsen met een migratieachtergrond, maar ook personen die zich identificeren als LHBTIQ+ of personen met een lichamelijke beperking. Die onder-representatie van mensen met een migratieachtergrond is toe te schrijven aan ongelijke kansen in de aanloop naar en tijdens de studie, en het traject daarna, blijkt uit onderzoek van collega Lianne Mulder. Daarnaast toonde Suzanne Fikrat in haar onderzoek aan dat masterstudenten met een niet-westerse achtergrond structureel lager beoordeeld worden dan hun westerse studiegenoten. Dat er sprake is van een leaky pipeline - uitval onder studenten en artsen in opleiding - blijkt wel uit het feit dat slechts 2 procent van de medisch specialisten een migratieachtergrond heeft, terwijl dat 20 procent is van de geneeskundestudenten en 50 procent van de Amsterdamse patiëntenpopulatie. Iedereen verdient hier dezelfde kansen. Daar zijn we het denk ik wel over eens. Probleem zit ‘m in die vastgeroeste en onbewuste vooroordelen. Iedereen heeft onbewuste vooroordelen. We zitten toch nog vaak vast in ons eigen bubbeltje en onze keuzes worden beïnvloed door wat we geleerd hebben in die bubbel. Het beïnvloedt hoe je bijvoorbeeld naar die aios met een migratieachtergrond kijkt en welke sollicitatievragen je aan een vrouw met een hoofddoek stelt. Je dat realiseren is key, zéker als je een sleutelpositie hebt. Vraag jezelf iedere keer af of je dat cijfer ook zou hebben gegeven als het om een westerse student ging. En die vraag over het geloof, zou je die ook aan die witte sollicitant hebben gesteld? Als dat besef er eenmaal is, kun je ermee aan de slag. Pas dán kan er echt iets veranderen binnen een organisatie. Ik hoop in ieder geval dat ik de nieuwe generatie studenten kan inspireren. Als ik het kan, kunnen zij het ook.”
“In 2023 heb ik met de diversiteitscommissie van het Emma Kinderziekenhuis honderden badgeclips uitgedeeld met daarop een afbeelding van de progress-vlag. Het werd een enorm succes en leverde allemaal mooie gesprekken op tussen collega’s maar ook met patiënten. Door zo’n symbool te dragen laat je letterlijk zien dat je voor inclusiviteit staat en wordt de drempel om te praten lager, hebben we gemerkt. Super toch dat dit soort relatief simpele initiatieven daarbij kunnen helpen? We hopen natuurlijk dat andere afdelingen de clips ook gaan dragen en dat het zich dan als een olievlek over Amsterdam UMC verspreidt. De raad van bestuur was al enthousiast dus laten we ervoor gaan! Ik vertel graag waar en hoe je de badgeclips kunt laten maken.”
“Als kind kreeg ik van mijn moeder een encyclopedie. Die verslond ik echt, alle feitjes stampte ik in mijn hoofd. Ik onthoud sowieso de raarste dingen en heb inmiddels een hoop nuttige en minder nuttige feitenkennis opgebouwd. Komt goed uit, want ik ben een onwijze quiz-fanaat. Ik heb al eens meegedaan aan Met het Mes op Tafel en 2 voor 12. Wijn is nog zo’n uit de hand gelopen hobby van me. Uiteraard om ervan te drinken, maar ook om erover te leren. Toch weer dat feitenkennis dingetje van me. Ik heb al een wijnbrevet op zak en hoop mezelf ooit sommelier te kunnen noemen. Nee, ik doe eigenlijk nooit iets half.”
Tekst: Sophie Verschoor